Wat vertelden Amerikaanse en Nederlandse onderzoekers op een symposium over depressie, vorige week in Utrecht? Het was georganiseerd ter gelegenheid van de oratie van Claudi Bockting, hoogleraar klinische psychologie aan de Universiteit Utrecht.
Mensen met een depressie vallen minder snel terug als ze juist géén antidepressiva kregen voorgeschreven, maar het bij praten hielden. Stoppen met pillen kan namelijk ook weer problemen opleveren.
Eén op de vijf Nederlanders maakt in zijn of haar leven een depressie door. Circa 80 procent van de mensen die ooit een depressie had, krijgt er opnieuw een. Zo’n 300.000 Nederlanders zijn chronisch depressief. Hoe help je al die mensen en hoe voorkom je dat ze opnieuw depressief worden? Het nieuwste onderzoek suggereert dat therapie beter tegen zo’n terugval beschermt dan pillen. Dat kan een korte therapie zijn na de reguliere behandeling van een paar sessies en eventueel ook via internet – er worden zelfs proeven gedaan met therapie via sms’jes en apps.
In Nederland overleggen depressieve mensen met hun behandelaars of ze antidepressiva of therapie krijgen, staat in de richtlijn die artsen hanteren. Verder staat in de richtlijn dat bij ernstige depressie pillen de voorkeur hebben. Om het risico op een nieuwe depressie te verminderen, moeten mensen hun antidepressiva bijna een jaar blijven slikken als ze zich beter voelen, en na meerdere depressies zelfs jarenlang. Ook cognitieve gedragstherapie (CGT) ‘wordt overwogen’ tegen terugval, meldt de richtlijn enigszins vaag.
Af en toe een ‘boostersessie’
Steven Hollon, Professor of Psychology aan de Vanderbilt universiteit in Nashville, onderzocht wat mensen met een matige tot ernstige depressie, die weer waren opgeknapt na behandeling met CGT [cognitieve gedragstherapie] of met antidepressiva, het best tegen terugval kunnen doen (Archives of General Psychiatry, 2005). Wie al antidepressiva slikte, kon daar beter niet mee stoppen: dan was de kans op terugval binnen een jaar groter dan bij doorslikken. Maar mensen die na cognitieve gedragstherapie af en toe terugkwamen voor een ‘boostersessie’, leken het nog beter te doen.
Mensen die alleen therapie hebben gekregen, lijken daarna dus vaak genoeg te hebben aan af en toe een onderhoudssessie. Ook een kortdurende preventieve therapie, door Bockting en collega’s ontwikkeld om terugval na depressie te voorkomen, blijkt goed te werken. Maar na een combinatie van pillen én praten vallen patiënten vaker in een depressie terug dan na praten alleen, blijkt uit Hollons onderzoek én uit eerder Nederlands onderzoek van Bockting. In therapie geleerde technieken werken blijkbaar moeilijker door als die therapie met antidepressiva was gecombineerd.
Afbouwen met mindfulness
Misschien is het dus beter om bij het begin van een depressie niet aan pillen te beginnen. Therapie werkt vaak ook en wie eenmaal met antidepressiva is begonnen, komt daar moeilijk weer af. Dat blijkt ook uit onderzoek van de Nijmeegse groep van Anne Speckens, hoogleraar psychiatrie aan de Radboud Universiteit Nijmegen, enkele weken geleden gepresenteerd op een congres in Maastricht. Mensen die niet depressief meer waren maar nog wel antidepressiva slikten, en die mindfulnesstherapie kregen in plaats van hun pillen, vielen vaker terug in een depressie dan mensen die hun pillen erbij mochten blijven slikken.
“We denken dat mensen ertegen opzien om hun medicijnen af te bouwen”, zegt Speckens, “en dat ze de onttrekkingsverschijnselen die ze krijgen vervolgens interpreteren als depressieve symptomen.” Speckens wil onderzoeken of het veiliger lukt om mensen hun medicatie te laten afbouwen in een mindfulnessgroep met louter lotgenoten die óók afbouwen. In Engeland lukte dat al.
bron: NRC, 27 mei 2015