‘Onze hersenen hebben meer receptoren voor het negatieve dan voor het positieve’, dat schreef Daphne Deckers in een column in De Telegraaf.
Thomas de Veen checkt of deze stelling op waarheid berust en schrijft hierover in NRC-Next van 29 december.
De aanleiding
Als Daphne Deckers de baas zou zijn van het journaal, dan werd meteen het nieuws een heel stuk positiever. ‘We hoeven onze kop zeker niet in het zand te steken, maar juist tijdens de feestdagen is het goed om je te realiseren dat er óók heel veel is om blij mee te zijn’, schreef de schrijfster en presentatrice in een kerstspecial van het magazine Vrouw van De Telegraaf. En toch geven we steeds maar aandacht aan negatieve zaken. Waarom toch? Zo werken mensen nou eenmaal, schreef Deckers, en daar is wetenschappelijke onderbouwing voor. ‘Feit is dat onze hersenen meer receptoren hebben voor het negatieve dan voor het positieve.’ Dat gaan we eens checken.
Waar is het op gebaseerd?
Als we Deckers vragen naar haar bronnen stuurt ze een verzameling linkjes naar populair-wetenschappelijke artikelen, op sites als Psychology Today, Reader’s Digest en Big Think. De artikelen gaan over ‘negativity bias’, het psychologische fenomeen dat negatieve informatie een groter effect op onze mentale gesteldheid heeft dan positieve. Maar de biologische onderbouwing van Deckers, over het aantal receptoren, is er niet terug te vinden.
Wat er bijvoorbeeld wél staat is dat ‘negatieve informatie meer prioriteit krijgt dan positieve informatie’. En Psychology Today schrijft: ‘Onze negatieve hersenbedrading is veel gevoeliger dan onze positieve triggers.’
En, klopt het?
Wat in elk geval klopt is dat er zoiets bestaat als een negativity bias, dus dat onze hersenen meer aandacht hebben voor het negatieve dan voor het positieve. Daarover schreef een groep sociaal psychologen onder aanvoering van de Amerikaan Roy Baumeister in 2001 het invloedrijke en enorm veel geciteerde artikel ‘Bad Is Stronger Than Good’.
De verklaring die zij aanvoeren voor de grote hersenaandacht voor negativiteit is gemeengoed geworden (en die herhaalt Deckers ook): een neiging tot zwartkijken is evolutionair gezien een voordeel. De psychologen schrijven: ‘Wie de mogelijkheid van een positieve uitkomst negeert, zal later misschien spijt voelen omdat hij een kans op genot heeft gemist, maar er gebeurt waarschijnlijk niets ergs. Daarentegen: wie gevaar negeert (de mogelijkheid van een negatieve uitkomst) eindigt misschien wel kreupel of dood.’ Maar hebben onze hersenen dan ook meer receptoren voor negatieve dan voor positieve gevoelens? Dan is dus eigenlijk de vraag: spelen negatieve gevoelens zich op andere plekken in de hersenen af dan positieve? Neurologisch onderzoek onder leiding van de Amerikaan William Cunningham, die vaker neurologie met psychologie combineert, wees uit dat emoties gereguleerd worden in de amandelkernen – of amygdalae, die zich onderin het brein bevinden. Dat kon om zowel positieve als negatieve emoties gaan, maar bij de negatieve werd er wel meer hersenactiviteit gemeten. Het effect van die negatieve prikkels is dus sterker.
Dus we oordelen maar op één plek, en niet met verschillende receptoren? Dat wilde een groep Amerikaanse onderzoekers onder leiding van Joseph Patton weten, die in 2008 in Nature schreven over een proef met apen. Ze maten de amygdala-activiteit van apen die keken naar plaatjes met positieve of negatieve gevoelswaarde. Daaruit bleek dat verschillende emoties wél verschillende neuronen stimuleerden, maar óók dat dat een kwestie van leren is. Dus de neuronen (of ‘receptoren’) worden door ervaringen positief of negatief ‘gekleurd’, maar dat ligt niet van tevoren al vast.
Conclusie
Onze hersenen reageren sterker op negativiteit, zo luidt de gangbare opvatting in de psychologie. Maar is dat ook zodanig neurologisch te onderbouwen dat je kunt stellen dat er meer ‘negatieve’ dan ‘positieve’ neuronen zijn? Nee: gevoelens komen centraal binnen in de amandelkernen, en daar kunnen neuronen wel positief of negatief ‘gekleurd’ worden, maar ze zijn dat niet per definitie, niet van het begin af aan. Dat is onderhevig aan ervaringen. We beoordelen de stelling daarom als grotendeels onwaar.