Ik raakte in een neerwaartse spiraal. Ik geloofde niet alleen in alle doemscenario’s die ik mijzelf voorhield maar begon het zeker te weten. Het leek de enige zekerheid die er nog was. Ik zag mijzelf al kwijlend in een rolstoel. Mijn leven zou eindigen nadat ik in de laatste fase alleen nog met mijn ogen kon knipperen. Voor mijn partner zou ik geen echte man meer kunnen zijn en mijn zoon zou een echte vader missen. Daar waar ieders toekomst onvoorspelbaar was, leek de mijne wel voorspelbaar. En dat alles veroorzaakte een enorm, ondraaglijk schuldgevoel. Ik kon voelen hoe het zou zijn, daar in de toekomst. Ik leefde niet meer in het hier en nu. De toekomst werd zwaar en belastend en dat kon ik nu al voelen.
Ook nu wist mijn weten dat het onzin was en dat het gevaarlijk was mijn toekomst zo te bestellen. Ik wist dat het zo werkte. Maar kennelijk moest ik ook door deze fase heen. Daar waar ik jarenlang al sprak over de intelligentie van de emotie en cursisten meenam in de overtuiging dat emoties je iets te vertellen hebben voelde ik dat ik volop getest werd. Nu was het mijn beurt.
En het maakte me niet uit of het allemaal klopte wat ik voelde. Misschien was het het een mengeling van angst, frustratie, lijden, zelfmedelijden en gaf ik het slechts het etiket van schuld. Ik nam het maar waar en ik nam het voor waar aan (waar-nemen). Mijn gevoel kan en kon niet liegen. Vechten tegen de emotie hielp niet. Net doen alsof ik de schuld niet voelde wilde ik niet. Ik moest op zoek gaan naar de intelligentie van de emotie. IK had iets te doen. Maar wat?